Hessel Altenburg aan het woord, oud-docent scheikunde 1955-1988

Drie-en-dertig jaren, min een maand, heb ik aan het Sint-Janslyceum gewerkt

Na een studie scheikunde, hoofdvak Organische Chemie, per 1 september 1955 gestart als leraar scheikunde in een volledige betrekking aan de R.K. Lycea te ’s-Hertogenbosch. Het Sint-Marialyceum was gevestigd in de Hinthamerstraat en het Sint-Janslyceum aan de Sint-Josephstraat. Daar pal naast de Binnendieze, stinkend door rioolgas (zwavelwaterstof ofwel H2S). Geuroverlast kwam echter ook binnen voor. Er werd vergaderd in de grote docentenkamer aan de Hinthamerstraat. Opstelling in carré-model. Een collega onderbrak op heftige toon de vergadering: ‘Ik houd het hier in dit rookhol niet meer uit!’ Hij verliet dan ook het vertrek.

Ik kwam als jonge leraar binnen, met weinig ervaring in lesgeven. Sprekend met een harde G, met Saksische uitspraak. Zoals in het lied ‘Opzij, opzij, opzij’: met ‘loop’n, spring’n, vall’n en weer opstaen’. Dat veranderde al snel in een zachte G en in ‘lopen, springen, vallen en weer opstaan’ (naar Herman van Veen).

Drie-en-dertig jaren, min een maand, heb ik aan het Sint-Janslyceum gewerkt, onder slechts twee rectoren (Pacilly en Van Haperen). Zij gaven mij de ruimte mij verder te ontwikkelen. Een graadmeter ter beoordeling van mijn onderwijs vormde de zgn. vrijstelling van mondeling examen (bij een gemiddelde van 7 of hoger): na de eerste jaren een gestage toename tot een percentage om trots op te zijn.

Getekend door resp. Jan Lurinks en Frans de la Cousine

Aan de afdeling Gymnasium werden uitsluitend mondelinge eindexamens afgenomen, in aanwezigheid van gecommitteerden. Twee voorbeelden:

- Na een pittige ondervraging van een zekere kandidaat, stelde ik het cijfer 9 voor, waarop de gecommitteerde mij vroeg: “Waarom niet het cijfer 10 gegeven?” Ik heb deze hint graag overgenomen.

- Een geslaagde kandidaat volgde vervolgens een opleiding Geneeskunde, met in het propedeuse jaar een theoretische benadering van de Organische Chemie. Zijn vader (tevens collega) sprak mij hierover aan en verweet mij dat ik de lat te hoog legde. Ik was het met diens conclusie zeer oneens.

Een voorbeeld van heel andere aard. Voor de derde klassen besluit de sectie scheikunde een nieuwe methode in te voeren, opgezet aan de Universiteit van Utrecht, waarbij door middel van door de leerlingen uit te voeren practicumproeven de leerstof wordt opgebouwd. Vraagt mij een leerling (in mijn optiek een serieuze knaap): “Meneer, wanneer krijgen wij les vanuit een écht boek?!”

Vlak voor de kerstvakantie 1979 vroeg de rector mij om waarnemend conrector over de klassen 5 en 6 Atheneum te worden, de afdeling waarmee ik al vertrouwd was als secretaris der eindexamens VWO. Deze periode is tot twee keer toe met een jaar verlengd. Het was voor mij hard werken, maar ik had deze ervaring echter niet graag willen missen! Een kleine anekdote uit die periode: ik raakte tegen het einde van de middag opgesloten in mijn eigen kamer. De alarmbel ging over! Een door mij gewaarschuwde conciërge heeft het alarm uitgezet.

Op een bepaald moment (1988) komt de VUT op mijn pad. Op mijn laatste lesdag kwam rector van Haperen mijn lokaal binnen. Hij trof geen gebakjes-etende klas aan, zoals hij had verwacht, maar een groep 5 VWO-leerlingen, naarstig mijn les volgend. Hij mompelde: “Dit had ik vooraf kunnen weten!”

Enkele maanden later, na de herfstvakantie, had ik aangeboden de lessen voor de eindexamenleerlingen 6 VWO van mijn oud-collega tijdens diens ziekte over te nemen. In de deuropening van lokaal 0-11 stond een leerlinge (in de vierde bepaald niet de gemakkelijkste). Ze heette mij namens haar klas van harte welkom! Tijdens een pauze sprak een leerling van 5 VWO mij aan: “En wij dan?!”

Op 1 augustus 2020 zijn wederom 32 jaren verstreken. Tijdens mijn laatste les in 1988 vroeg een leerlinge mij: “Wat gaat u nu hierna doen?” Ik vertelde haar dat ik een boek had gekocht, met als titel: ‘Einführung in die Kernchemie’. Een zware pil van 770 bladzijden. Het liep echter anders: ik heb mij gestort op het onderzoek naar de geschiedenis van mijn familie'. De leerlinge, die mij heeft aangesproken, kan echter gerust zijn. Voor mij ligt ’Einführung in die Kernchemie’. Ik ben eraan begonnen, doch nóg 33 jaren voor deze studie zullen mij niet gegund worden. Ik doe mijn best; ik zie wel …………. !

Hessel Altenburg

@Nieuwsbrief 4, december 2021